Naar een duurzame stikstofbemesting in de sierteelt met oog voor plantkwaliteit én milieu

Looptijd: januari 2016 – december 2019
Opdrachthouder: PCS (coördinator), UGent (vakgroep Plantaardige Productie) & Bodemkundige Dienst van België
Financiering: VLAIO

Kader en doelstelling

Omwille van een gebrek aan kennis rond de stikstof (N) -behoefte en -opname van sierteeltgewassen wordt er vaak meer dan voldoende N bemest om tot de beoogde plantkwaliteit te komen. Dit komt meer en meer in conflict met de steeds strenger wordende milieubeperkingen. Daarom lag de focus van dit vier jaar durende project op een goede onderbouwing van de N-bemestingsadviezen om een duurzame N-bemesting, waarbij plantkwaliteit en milieu centraal staan, mogelijk te maken. De volgende kennislacunes werden behandeld:

  • N-behoefte op jaarbasis en in functie van het groeipatroon via gewasopnamecurves,
  • Optimale toepassing van N-bemesting en de invloed van weersomstandigheden, gewasontwikkeling en voedingstoestand van de bodem op de N-opname,
  • Bepaling van het kritisch moment voor bijbemesting via niet-destructieve metingen,
  • De N-nalevering van organische bemesting (voor meerjarige teelten):
    • Invloed van onkruidbestrijding op N-mineralisatie,
    • Invloed van vanggewassen op N-mineralisatie.

Aanpak

  • Bepalen van de N-gewasopname doorheen het groeiseizoen
    Omwille van de zeer grote diversiteit binnen de sierteeltgewassen werden de sierteeltgewassen onderverdeeld in gewasgroepen: eenjarigen met oogstresten, eenjarigen zonder oogstresten, bosplantsoen, laanbomen en sierheesters. Binnen elke gewasgroep werd de N-behoefte alsook het groeipatroon van een typegewas in hun verschillende teeltstadia bepaald.
  • Het vastleggen van de beste toepassingswijze voor N-bijbemesting in functie van weersomstandigheden, gewasontwikkeling en tijdstip in het seizoen
    Er werden verschillende N-bemestingsmethoden (zoals meststoffen met verschillende werkingsduren, fertigatie, bladvoeding, bijbemesting), bestudeerd en geëvalueerd en er werd een praktijkgids ‘Duurzame bemesting in vollegrondssierteelt’ geschreven.
  • Kennisopbouw naar gebruik van niet-destructieve meettechnieken voor N-bijbemesting
    Niet-destructieve metingen om het N-tekort op plantniveau te detecteren, werden getest. Een snelle detectie van een tekort maakt het mogelijk om te starten met een lagere basisbemesting die op het moment van het tekort kan bijgestuurd worden zodat de plant in optimale groei blijft zonder dat er onder- of overbemesting optreedt.
  • Het bepalen van N-nalevering uit initiële organische bemesting bij meerjarige sierteelten
    Het onderwerken van organische mest (vaak stalmest) bij aanplant van een sierteeltperceel is standaardpraktijk. De minerale N die door mineralisatie van deze organische bemesting ter beschikking van de plant komt, wordt vaak niet voldoende in mindering gebracht bij het bepalen van de bijbemesting. Door middel van een modelmatige benadering werd getracht om de N-mineralisatie en uitspoeling te kwantificeren. Omdat beide processen sterk afhankelijk zijn van bodemvochtgehalte en -transport, werden bodemwaterbalansen opgesteld die het bodemvochtgehalte dag aan dag simuleren. Met behulp van een incubatie-experiment werd tevens de N-mineralisatiesnelheid van de bodem en de stalmest bepaald in labo-omstandigheden, maar, mede door de heterogene aard van de mest, konden de resultaten niet vertaald worden naar veldomstandigheden. Daardoor had de modelmatige benadering meer finetuning nodig dan verwacht. Niettemin waren de N-balansmodellen nuttig als instrument om de N-vrijstelling en -uitloging én de impact van enkele beheerstechnieken (mechanische onkruidbestrijding en de inzaai van vanggewassen) voor het eerst te kwantificeren.
  • Transitie naar geïntegreerd N-bemestingsadvies voor de sierteelt
    De informatie uit voorgaande punten werd in een bemestingsadvies voor de vollegrondsierteelt geïntegreerd.

Publicatie