Milieuprestaties van de stikstofbemestingsnormen opgelegd door de Europese nitraatrichtlijn

Looptijd: maart 2012 – september 2016
Opdrachthouder: Coördinatie onderzoeksplatform
Financiering: VLM

Kader en doelstelling

Een beperking op stikstof (N) -bemesting is nodig om de norm van de Europese Nitraatrichtlijn te halen. De relatie tussen de hoeveelheid bemesting en de nitraat (NO3-) -verliezen naar het grond- en oppervlaktewater hangen echter af van de bemestingshoeveelheid, het type gewas, het tijdstip van de oogst en of er al dan niet een wintergewas wordt ingezaaid.

Aanpak

In N-trappenproeven werden verschillende hoeveelheden bemesting, en dus werkzame N, toegediend, variërend van een onbemeste plot tot plots met overbemesting. We compileerden en analyseerden de resultaten van Vlaamse en Waalse N-trappenproeven bij gemaaid grasland, kuilmaïs, aardappelen, suikerbieten en wintertarwe uitgevoerd tussen 1991 en 2011. Voor elke teelt berekenden we een dosis-respons curve voor opbrengst en de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem bij de oogst in functie van de toegediende hoeveelheid werkzame stikstof.

Met het Eu-rotate_N model werden de N-verliezen tijdens de winter gesimuleerd na optimale N-bemestingshoeveelheid. Worst-case scenario’s werden vergeleken met scenario’s met een wintergewas of aangepast beheer van de oogstresten. Nitraatconcentratie in grond- en oppervlaktewater werden berekend voor regio’s met attenuatiefactoren van 1.3 tot 4.0.

Resultaten

Bij de oogst was de maximale hoeveelheid afgevoerde drogestof productie in functie van de toegediende hoeveelheid werkzame N respectievelijk 13.1 en 20.1 ton ha-1 voor het gemaaid gras en kuilmaïs. Voor aardappelen, suikerbieten en wintertarwe was dat respectievelijk 61.8, 90.9 en 11.2 ton vers product ha-1. De minerale N-hoeveelheid in de bodem bij de oogst is laag voor grasland, suikerbieten en wintertarwe bij de verschillende bemestingsbehandelingen onder de bemestingsnorm. Dit geeft aan dat een kleine stijging van de bemestingsnorm, een beperkt effect heeft op de minerale N-hoeveelheid in de bodem bij de oogst. Voor aardappelen en kuilmaïs resulteren de N-bemestingsnormen wel in vrij hoge minerale N-hoeveelheden.

Voor gemaaid grasland waren de N-verliezen tijdens de winter laag. Bij een attenuatiefactor 2.1 (= mediaan van grondwater) is er nood aan beheersmaatregelen gedurende de winter voor de vier akkerbouwteelten bij een zandbodem en voor kuilmaïs en aardappelen bij een leembodem. Succesvolle maatregelen zijn de inzaai van een vanggewas na wintertarwe, onderzaai van gras bij kuilmaïs en het verwijderen van de bladeren van suikerbieten. Aardappelen zijn een probleemteelt aangezien de inzaai van een wintergewas de NO3--uitloging niet voldoende kan verminderen.

Publicaties